Waarom deze spellingsvraag zo vaak voorkomt
De Nederlandse taal kent veel werkwoordsvormen die sterk op elkaar lijken. Een veelvoorkomende vraag is dan ook: moet je schrijven ‘hij word’ of ‘hij wordt’? Deze vraag komt vaak bij mensen op tijdens het schrijven van teksten, e-mails of zelfs tijdens het appen. Het verschil zit hem in de aanwezigheid van de 't' aan het einde van het werkwoord. Omdat het fout snel gemaakt is, willen veel mensen weten wat de juiste vorm is. In dit artikel leggen we je precies uit wanneer je 'word' schrijft en wanneer 'wordt'.
De regels van het Nederlands werkwoord vervoegen
Het werkwoord ‘worden’ vervoegen bij de tegenwoordige tijd
'Worden' is een onregelmatig werkwoord dat vaak opduikt in zinnen. Om te weten of je ‘word’ of ‘wordt’ moet gebruiken, moet je kijken naar het onderwerp van de zin. Wanneer dat onderwerp ‘hij’, ‘zij’ of ‘het’ is, dan hoort daar meestal een -t achter de stam van het werkwoord. De stam van het werkwoord ‘worden’ is ‘word’.
Het verschil tussen ik-vorm en hij-vorm
Als je een zin maakt zoals ‘Ik word boos’, gebruik je geen -t. Waarom? Omdat de ik-vorm in de tegenwoordige tijd nooit eindigt op een -t. Maar zodra je ‘hij’ gebruikt in de zin, zoals ‘Hij wordt boos’, dan voeg je wel een -t toe aan het werkwoord. Dit is een van de basisregels van het vervoegen van Nederlandse werkwoorden.
Veelgemaakte fouten en verwarring
Vaak ontstaat verwarring doordat mensen in de spreektaal geen verschil horen tussen ‘word’ en ‘wordt’. In gesproken taal klinkt het bijna hetzelfde, maar in de geschreven taal is het belangrijk om de regels te volgen. Ook autocorrect op telefoons of computers kan verkeerde suggesties geven, waardoor je het alsnog fout typt.
Hoe kun je het jezelf aanleren?
Een handige manier om te onthouden of je ‘word’ of ‘wordt’ moet gebruiken, is door dezelfde zin te maken met een ander werkwoord waar de vervoeging duidelijker is, zoals ‘lopen’. Zeg bijvoorbeeld: ‘Hij loopt naar school’. Dan weet je als je ‘worden’ zou gebruiken dat het ook ‘hij wordt’ moet zijn, met een t.
De juiste keuze op een rijtje
Gebruik ‘hij wordt’ met een -t wanneer je spreekt over de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd. Kies voor ‘ik word’ zonder -t als je in de eerste persoon enkelvoud spreekt. Door goed na te denken over wie het onderwerp van de zin is, kun je gemakkelijk de juiste vorm kiezen en fouten voorkomen. Zo schrijf je altijd foutloos Nederlands!